De omzetcijfers van het eerste kwartaal van 2022 zien er bij de meeste GGZ-instellingen niet best uit. Het verlies is met name te zien bij de zorg bekostigd binnen het Zorgprestatiemodel (ZPM). Ten opzichte van vorig jaar gaan bijna alle grote geïntegreerde GGZ instellingen er fors op achteruit. Dit varieert van 5% tot soms wel 18% van de totale ZPM omzet. Bij sommige instellingen is dat meer dan drie miljoen euro per kwartaal.
Maar waar ligt dat nu aan?
De impact van de nieuwe ZPM bekostiging is erg groot; ook in vergelijking met de financiële impact van corona. Uit onze analyse blijkt dat er 5 factoren een grote rol spelen. Bij elkaar worden ze ingeschat op een impact van 17,3%.
Twee factoren hebben nog te maken met het ‘corona-effect’ in de GGZ: zowel het verzuim als de no-shows zijn toegenomen ten opzichte van 2021. Twee andere factoren hebben direct te maken met de bekostiging van het Zorgprestatiemodel: de productmix van consulten en de introductie van indirecte normtijd als vervanger van geschreven indirecte tijd. Tot slot drukken de gebruikelijke afslagpercentages over de NZa tarieven die zijn afgesproken met de verzekeraar nog eens extra de omzet.
Een voorbeeld.
Stel dat bij een grote GGZ-instelling de omzet over het eerste kwartaal van 2022 gekrompen is met 1,73 miljoen euro, vergeleken met 2021. Als onze fictieve instelling precies het gemiddelde zou volgen, dan is dit de bijdrage van die 5 factoren aan de krimp:
Productmix: 100.000 euro omzetverlies (1,0%)
Bij veel instellingen wijkt de werkelijke productmix in 2022 af van de simulatie die ze vorige jaar gedaan hebben. En helaas niet in hun voordeel. Gemiddeld is valt de omzet daarmee 1% lager uit. Voor onze voorbeeld-instelling betekent dat een verlies van 100.000 euro per kwartaal.
Verzuim: 200.000 euro omzetverlies (2,0 %)
Het verzuim nam in het eerste kwartaal van 2022 bij veel instellingen toe. De impact daarvan op de bezetting is vaak heel groot. Maar de financiële impact van het verzuim is kleiner dan je op het eerste gezicht zou denken.
Omdat medewerkers lang geen 100% declarabel zijn en van de declarabele tijd vaak zo’n 55% directe tijd is, valt de impact op de omzet nog relatief laag uit: 200.000 euro per kwartaal. Een fors bedrag, maar lang niet de grootste factor uit het totale verlies van 1,73 miljoen. Ook als je het verzuim weet terug te dringen naar het niveau van vorig jaar, ben je dus nog lang niet uit de financiële problemen.
No-shows: 230.000 euro omzetverlies (2,3%)
Het no-show percentage in het eerste kwartaal van 2022 was flink hoger dan een jaar eerder. We zien instellingen waar het van rond de 2% in 2021 is gestegen tot boven de 3%. Relatief dus een flinke toename. Toch valt ook hier de financiële impact vergeleken met andere factoren nog mee. Die komt op 230.000 euro per kwartaal uit.
Indirecte tijd: 640.000 euro omzetverlies (6,4%)
In 2021 kwam de indirecte tijd vaak al flink boven de norm uit. Nu de indirecte tijd onderdeel is geworden van een vast tarief per consult, wordt de tijd boven de norm niet meer vergoed. Dat scheelt behoorlijk in de omzet: 640.000 euro per kwartaal.
Uit onze benchmark blijkt dat het NZA tarief gemiddeld over alle GGZ-instellingen maar 83% van de indirecte tijd dekt, 17% te laag dus.
De indirecte tijd is verreweg de grootste factor in het omzetverlies bij GGZ-instellingen. Het is een factor die al jaren oploopt, maar nu grote financiële consequenties heeft. De tarieven zijn nog gebaseerd op de indirecte tijd uit 2017, toen die gemiddeld 2,06% boven de norm uitkwam. In 2021 was dat opgelopen tot 21,01%.
Afslag op tarieven: 560.000 euro omzetverlies (5,6%)
GGZ-instellingen komen dus al niet uit met het NZA-tarief, als ze ook hun indirecte tijd moeten dekken. Maar dat NZA-tarief krijgen ze ook nog eens niet betaald. Afhankelijk van de onderhandelingen met de zorgverzekeraars, krijg je vaak maar tussen de 93% en 97% vergoed.
Onze voorbeeld-instelling met 1,73 miljoen minder omzet in het eerste kwartaal van 2022, loopt 560.000 euro omzet mis door de afslag op de tarieven.
Is het overal zo erg?
Op veel plekken wel. Ons voorbeeld is fictief, maar realistisch. Het is gebaseerd op de gemiddelden die wij zien bij meer dan 20 grote geïntegreerde GGZ-instellingen in ons netwerk.
Wat overal opvalt, is dat de omzetdaling groot is. En overal is de impact van de indirecte tijd verreweg het grootst.
De omzetdaling in de GGZ komt dus niet hoofdzakelijk door corona-effecten zoals verzuim of no-show, maar door de invoering van het ZPM.
De oplossing moet je dus ook daar zoeken. Om de omzet weer op orde te brengen is een holistische aanpak nodig. Als instelling zul je actief moeten sturen op de productmix en het vergroten van directe tijd. Daarnaast moet dit onderzoek meegenomen worden in de gesprekken tussen de Nederlandse GGZ, NZa en ZN inzake de tariefbepaling 2022. De indirecte normtijd is nu immers veel te laag, zeker als daar ook nog eens hoge afslagpercentages van verzekeraars overheen gaan.
Publicatie Rapport: Analyse impact indirecte normtijd in het ZorgPrestatieModel
Na een gesprek hierover heeft de Nederlandse ggz ons gevraagd om de uitkomsten van onze analyse in een officieel rapport vast te leggen.
Ons rapport over de impact van de indirecte normtijd in het ZPM is afgelopen week opgeleverd aan de Nederlandse ggz en is inmiddels ook door hen gedeeld met haar leden, de NZa en ZN.
Het volledige rapport is nu beschikbaar. Vul het formulier hieronder in om het op te vragen: